Claude Debussy (1862 - 1918)
Debussy was een componist die impressies wilde weergeven in zijn muziek. Impressies van kleuren, geuren, klanken en smaken. Vergelijkbaar met de impressionistische schilders als Monet en Renoir die werkten met kleurvlekjes om hun gevoelens voor de natuur of het dagelijks leven in beeld te brengen op een plat vlak. De oude werkwijze van de componisten voor Debussy kon hij daarbij niet gebruiken; de harmonieen en akkoordenreeksen werkten niet bij wat hij wilde uitbeelden. Hij zocht dus naar een nieuwe muzikale taal. Een daarvan was dat hij toonreeksen gebruikte met alleen maar hele toonsafstanden, een systeem waardoor de luisteraar in een mysterieuze wereld terecht kwam; zweverig, geheimzinnig, onbestemd en soms ook sensueel. Alles ging om kleur, kleur en nog eens kleur. Hoewel hij eigenlijk altijd wordt geassocieerd met schilders, voelde hij zelf meer affiniteit met de schrijvers en dichters uit zijn tijd. Hij zei zelf een keer over zijn muziek: "Muziek bestaat niet bij de gratie van theorie. Ik schrijf geen fuga's omdat die geen geheimen meer voor me hebben. Voor mij volstaat dat muziek de zinnen prikkelt."
Kop
Kop
Kop
Kop
Kop
Maurice Ravel (1875 - 1937)
Ravel was net zoals Debussy gefascineerd door kleur maar op een andere manier. Hij streefde technische perfectie na en daarmee wilde hij zijn publiek raken. Hij was de man van de strakke ritmes, misschien door het beroep van zijn vader; horlogemaker, maar ook van de schitterende combinaties van instrumenten in zijn werken voor orkest (Dahpnis & Chloe). In de Rus Rimsky-Korsakov had hij een inspirator maar hij keek ook terug naar de klassieke werken in bijvoorbeeld 'Le tombeau de Couperin' voor piano, geispireerd door zijn landgenoot van jaren daarvoor: Couperin.